Het Dodenofficie is een verzameling van gebeden die deel uitmaakt van het getijdengebed, het dagelijkse gebed dat door de Rooms-Katholieke Kerk wordt voorgeschreven voor monniken, monialen en priesters. Het wordt gebeden voor de overledenen. Vandaag is het verplicht voor de geestelijkheid op Allerzielen maar het kan natuurlijk ook op andere dagen gebeden worden voor een specifieke overledene. Zoals de andere getijdengebeden is het samengesteld uit psalmen, lezingen uit het Oude en het Nieuwe Testament.
Het dodenofficie is een van de oudste getijden in het getijdengebed. Het bestond uit de gebeden voor de vespers, de metten en de lauden. Dit reflecteerde het gebruik van het dodenofficie als gebed bij de dodenwake. Die begon op de avond voor de begrafenisplechtigheid met een wake bij het stoffelijk overschot. In de nachtelijke uren van de wake werden dan de metten gebeden en bij zonsopgang de lauden, gevolgd door een requiemmis en de teraardebestelling.
Wie het getijde heeft samengesteld is niet geweten, waarschijnlijk is er ook geen echte “samensteller” maar is het ontstaan in de vroege dagen van het christendom uit het bidden van psalmen die aansloten bij het afscheid nemen van het leven en het lezen van passages uit het boek Job die ook bij het onderwerp pasten. De middeleeuwse vorm dateert waarschijnlijk van de 7e of de 8e eeuw. Het is toegeschreven aan verscheidene auteurs zoals Isidorus, Agustinus, Ambrosius en aan Origenes, maar voor geen enkele van deze toewijzingen is er een schijn van bewijs, evenmin als voor latere toewijzingen aan Amalarius of aan Alcuinus.
Het is daarentegen wel zeker dat er een dienst voor de doden bestond van heel vroeg in de geschiedenis van het christendom. Gebeden voor de doden zijn te vinden bij Gregorius van Nyssa, Hiëronimus, Augustinus, Tertullianus en ook inscripties in de catacomben leveren hiervan een bewijs.
De inhoud is, zoals bij alle oude getijden, variabel, maar ziet er in grote lijnen als volgt uit (de nummering van de psalmen is volgens de Vulgaat):
Vespers:
Metten:
Lauden:
Het officie of vigilie van de doden wijkt sterk af van andere getijden in die zin dat het in oorsprong werkelijk om een vigilie gaat en dat de korte getijden (priem, terts, sext en none) ontbreken evenals de vespers van de dag zelf en de completen, ook de standaardaanhef van elk getijde “Deus in adiutorium meum intende” ontbreekt
De huidige versie van het dodenofficie volgens de Liturgia Horarum editio typica altera (tweede typische editie) bevat de normale cyclus van een weekdag-getijde, namelijk een inleidend gebed, de lezingen dienst, het morgengebed, het middaggebed (of terts, sext en none) en het avondgebed. De dagsluiting wordt van het zondag-getijde genomen. De inhoud is als volgt (de responsaria en verzen zijn niet vermeld):
Het inleidend gebed
De lezingen dienst (Komt overeen met de vroegere metten).
Het morgengebed (Komt overeen met de vroegere Lauden)
Middaggebed (Ter vervanging van de terts, sext en none).
Avondgebed (Vroeger de vespers genoemd).
Dagsluiting
Bidden voor de doden was aanvankelijk waarschijnlijk een private aangelegenheid. Het officie als dusdanig werd aanvankelijk vooral gebruikt in de kloosters. Met de popularisatie van het getijdenboek kwam het dodenofficie ook bij de gewone leek terecht. In deze fase verdwijnt zeer dikwijls de vigilie of de wake uit het officie en blijven alleen de metten en de lauden bewaard. De leek bidt het dodenofficie om de tijd in het vagevuur te korten voor zijn dierbare overledenen, maar ook voor zichzelf als een soort voorschot op de gebeden die voor hem moeten gezegd worden na zijn overlijden. Het was de gewoonte om het dodenofficie te lezen op de derde, de zevende en de dertigste dag na het overlijden en bij de jaargedachtenissen. Als men getijdenboeken raadpleegt die effectief gebruikt werden, en niet opgeslagen in een of andere Koninklijke boekenkoffer, is het opvallend dat de folia met het officie van de doden vaak meer beduimeld zijn dan de rest, wat op extensief gebruik wijst.
Voor de geestelijkheid was het dodenofficie voor de 16e eeuw geen verplichte lectuur. Het is pas met de pauselijke bul Quod a nobis van paus Pius V in 1568 dat het aanbevolen werd het dodenofficie te bidden, zonder dat een echte verplichting werd opgelegd.
Owlapps.net - since 2012 - Les chouettes applications du hibou