Aller au contenu principal

Che Guevara


Che Guevara


Ernesto Guevara (Rosario (Argentinië), 14 mei of 14 juni 1928 – La Higuera (Bolivia), 9 oktober 1967), beter bekend onder de naam Che Guevara, was een Argentijns marxistisch revolutionair en Cubaans guerrillaleider. De bijnaam Che (in het Spaans altijd met een bepaald lidwoord : "el Che", dus "de Che") kreeg hij gedurende zijn verblijf in Guatemala. In Latijns-Amerika wordt de kreet “Che” gebruikt om iemands aandacht te trekken; het kan vrij vertaald worden als vriend of maat. Zijn kameraden gaven hem deze bijnaam vanwege zijn veelvoudige gebruik van het stopwoord. “Che” wordt ook gebruikt als bijnaam voor iemand uit Argentinië.

Che Guevara was een lid van Fidel Castro's revolutionaire Beweging van de 26ste juli, die in 1959 via een revolutie in Cuba aan de macht kwam. Na verscheidene posten in de nieuwe Cubaanse regering te hebben bekleed, verliet Guevara Cuba in 1966 om de revolutie in andere landen te verspreiden, eerst in de Democratische Republiek Congo en later in Bolivia. Op 8 oktober 1967 werd Guevara opgepakt tijdens een door de CIA georganiseerde militaire operatie van het Boliviaanse leger. Hoewel de CIA hem voor ondervraging in leven wilde houden, werd Guevara de dag na zijn gevangenname geëxecuteerd. In juli 1997 zijn de overblijfselen van Guevara en zes van zijn kameraden naar Cuba overgebracht en in oktober 1997 met militaire eer bijgezet in een mausoleum in Santa Clara.

Biografie

Jeugd

Ernesto “Che” Guevara groeit op als oudste van vijf kinderen van Ernesto Rafael Guevara Lynch en Celia de La Serna. De geboortedatum op zijn geboortebewijs is 14 juni 1928. Er wordt echter aangenomen, dat met deze datum is gemanipuleerd om het feit te verbergen dat de moeder van Guevara al drie maanden voor het huwelijk zwanger was. Zijn werkelijke geboortedatum was waarschijnlijk 14 mei 1928.

Als kind heeft Guevara het goed. Zijn vader is architect en heeft een goed inkomen. Ernesto heeft gedurende zijn hele leven veel problemen met zijn gezondheid. Tijdens zijn derde levensjaar krijgt hij last van een zware vorm van astma. Hij leest veel, zowel werken van schrijvers als Sigmund Freud, Charles Baudelaire, Karl Marx en Giovanni Boccaccio, als ook "lichtere" boeken zoals Robinson Crusoë en De drie musketiers. Als tiener is Guevara ook actief in verschillende sportverenigingen en speelt rugby. In 1948 besluit Guevara geneeskunde te gaan studeren aan de universiteit van Buenos Aires.

Motorreis

In 1951 maakt Guevara samen met zijn vriend Alberto Granado (1923-2011), een biochemicus en politiek radicaal, een rondreis op de motor (een 500cc-Norton Model 18 bijgenaamd La Poderosa II ofwel De Machtige) door Latijns-Amerika. Het doel is om een paar weken als vrijwilliger te werken in de leprakolonie aan de Amazone in Peru. De reis, die meer dan een jaar duurt en meer dan 8000 km lang is, loopt van hun woonplaats Córdoba via Chili, Peru en Colombia naar Venezuela.

Gedurende deze tocht schrijft Guevara het dagboek Diarios de motocicleta, dat later in het Nederlands is uitgegeven onder de titel Op de motor door Latijns-Amerika en in 2004 verfilmd door Walter Salles, met Gael García Bernal in de hoofdrol.

Guatemala

Na zijn afstuderen vertrekt hij in 1953 voor zijn tweede grote reis door Latijns-Amerika, waarbij hij door Bolivia, Peru, Ecuador, Panama, Costa Rica, Nicaragua en Honduras reist. Tijdens deze reis hoort Guevara dat de president van Guatemala, Jacobo Árbenz Guzmán, landhervormingen doorvoert. Aangetrokken door dit nieuws vertrekt hij naar Guatemala. Aangekomen in Guatemala stad zoekt hij, op aanraden van een wederzijdse kennis, Hilda Gadea Acosta, op, een Peruaanse econome die woont in Guatemala. Hilda, met wie hij later zou trouwen, heeft dankzij haar lidmaatschap van een socialistische beweging (APRA) de nodige politieke connecties en introduceert Guevara bij een aantal belangrijke overheidsdienaren van de regering-Árbenz.

Ook herstelt Guevara het contact met een groep Cubaanse bannelingen, die hij eerder in Costa Rica had ontmoet, onder wie Antonio “Nico” López, een deelnemer aan de mislukte aanval van Fidel Castro op de Moncadakazerne in Santiago de Cuba op 26 juli 1953. In deze periode krijgt Ernesto Guevara zijn beroemde bijnaam Che vanwege zijn veelvoudige gebruik van het stopwoord, dat "vriend" of "maat" betekent. Hij werd vervolgens El Che Guevara genoemd, maar dit wordt op den duur afgekort tot Che. Verder wordt in Mexico een Argentijn vaak een che genoemd.

Van zeer dichtbij is Guevara getuige van een door de CIA opgezette, geslaagde staatsgreep tegen de regering van de gematigde Jacobo Árbenz Guzmán. Dit geeft Guevara het idee dat de Verenigde Staten altijd linkse regeringen zullen tegenwerken.

Cubaanse Revolutie

Na een tijdje in de Argentijnse ambassade in Guatemala te hebben verbleven, vertrekt Guevara naar Mexico waar hij zich aansluit bij de Cubaanse ballingen. Deze introduceren hem vervolgens bij Raúl Castro, de jongere broer van Fidel Castro, die hij enkele weken later ontmoet. Vrijwel meteen na de ontmoeting met Fidel wordt hij lid van Castro's Beweging van de 26ste juli. Op 25 november 1956 varen 82 Cubaanse strijders, onder wie Che, Raúl, en Fidel aan boord van het jacht Granma naar Cuba om een revolutie in gang te zetten. De landing van de guerrillero's op Cuba loopt uit op een grote mislukking. Een groot deel van de voorraad moet worden achtergelaten en vervolgens loopt de groep na een aantal dagen door een moeras gedwaald te hebben in een hinderlaag van het leger. Slechts 12 man hergroeperen zich later in de bergen van de Sierra Maestra.

In de Sierra Maestra bewapenen de rebellen zich en werven zij rekruten, vooral onder de boerenbevolking en de intellectuelen. Guevara wordt al snel benoemd tot de hoogste rang, comandante, en is als zodanig ook een van de vertrouwelingen van Castro. Hij wordt zowel gerespecteerd als gevreesd door andere rebellen. Gedurende de revolutie was Guevara onder meer verantwoordelijk voor de executie van informanten, deserteurs en spionnen in het revolutionaire leger.

Vijf jaar eerder had Guevara, als marxistische zwerver in Guatemala, gezien hoe het Guatemalteekse officierenkorps in opstand kwam tegen het democratische bestel van Jacobo Árbenz Guzmán. Guevara was beducht voor een herhaling in Cuba. Even belangrijk was de afschrikking die zijn bloedbad teweegbracht. Dit waren allemaal publieke terechtstellingen. De executies van deze verklikkers en folteraars, tot en met het genadeschot, afgevuurd vanaf vijf passen, waren eveneens publiek. Guevara stond erop dat zijn manschappen de familie en vrienden van de terechtgestelden moesten laten kijken naar de nasleep van het genadeschot.

Aan het einde van 1958 leidt Guevara de tweede colonne in de opmars naar Havana. Terwijl de derde colonne onder leiding van Camilo Cienfuegos door Camagüey en Las Villas optrekt voert de tweede colonne onder leiding van Guevara de aanval op een militaire troepentransporttrein in Santa Clara uit. Deze aanval leidt tot de verovering van Santa Clara en is een directe aanleiding tot de vlucht van dictator Batista uit Cuba en de machtsovername door Castro op 1 januari 1959.

Na de revolutie

Na de machtsovername werd Guevara een prominent lid van de nieuwe socialistische regering. Op 9 februari 1959 werd hem de Cubaanse nationaliteit toegekend. Kort hierna scheidde Guevara van zijn Peruaanse vrouw Hilda Gadea, met wie hij een dochter had. Later trouwde hij met Aleida March, een lid van Castro's beweging, met wie hij vier kinderen zou krijgen.

In 1959 werd Guevara aangesteld als commandant van het militaire gevangenisfort La Cabaña. Gedurende zijn tijd hier gaf hij leiding aan de berechting en executie van talrijke leden van het regime van Batista, onder anderen de leden van geheime dienst BRAC. Volgens sommige bronnen werden minstens 156 mensen hiervan het slachtoffer, andere bronnen beweren meer dan 500.

Na dienstgedaan te hebben als commandant van het militaire gevangenisfort La Cabaña, gaf hij leiding aan het Nationale Instituut voor Agrarische Hervormingen en bekleedde daarna de functies van president van de Nationale Bank en minister van Industrie. Hier probeerde Guevara Cuba's kapitalistische agrarische economie om te vormen tot een planeconomie. Na in 1960 leiding te hebben gegeven aan de onderhandelingen over een handelsovereenkomst met de Sovjet-Unie, vertegenwoordigde Guevara Cuba op economische missies naar bondgenoten van de Sovjet-Unie in Afrika en Azië.

Guevara gaf mede richting aan het linkse, later ook pro-communistische pad van het Castro-regime. Als voorstander van de economische en sociale hervormingen die Castro's regering had doorgevoerd, werd hij in het westen vooral bekend vanwege zijn felle aanvallen op de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika.

Gedurende deze periode bepaalde hij mede Cuba's beleid en ontvouwde hij zijn eigen inzichten in toespraken, artikelen, brieven, essays en boeken. De belangrijkste daarvan zijn twee boeken over guerrilla warfare en socialistische ideologie.

Het boek El socialismo y el hombre en Cuba is een analyse van Cuba's nieuwe vorm van socialisme en communistische ideologie.

Het boek Guerrilla Warfare is lange tijd gezien als het standaardwerk voor asymmetrische oorlogsvoering in ontwikkelingslanden. Guevara geloofde dat een kleine groep opstandelingen, door gewelddadige acties tegen de overheid, “revolutionaire gevoelens” bij de boerenburgerbevolking kon opwekken. Hierdoor zou het niet nodig zijn om eerst een brede revolutionaire organisatie op te bouwen, in kleine stappen toewerkend naar een revolutie, alvorens een gewapende opstand te beginnen. Het falen van de op Cubaanse stijl gebaseerde revolutie in Bolivia, over het algemeen toegeschreven aan het gebrek aan draagvlak bij de bevolking, heeft er echter toe geleid dat deze strategie tegenwoordig als ineffectief wordt beschouwd.

Vertrek uit Cuba

Wanneer Guevara op 14 maart 1965 na een rondreis van drie maanden door China, Egypte, Algerije, Ghana en Congo in Havana terugkeert, is dat zijn laatste publieke optreden van dat jaar. Na april is Guevara spoorloos verdwenen. Aangezien Guevara wordt gezien als de plaatsvervanger van Castro in Cuba leidt deze verdwijning tot talrijke nationale en internationale speculaties.

Gedwongen door de speculaties over de verdwijning van Guevara verkondigt Castro op 16 juni van dat jaar dat het volk geïnformeerd zal worden over zijn locatie zodra Guevara dat wenselijk acht.

Op 3 oktober van dat jaar openbaart Castro een ongedateerde afscheidsbrief, die hij enkele maanden daarvoor van Guevara zou hebben ontvangen. In deze brief verklaart Guevara zijn onvoorwaardelijke steun aan de Cubaanse Revolutie en kondigt tevens aan Cuba te verlaten om te gaan vechten in dienst van de revolutie. Hij schrijft dat “andere landen een beroep doen op zijn bescheiden kwaliteiten” en dat hij, zich “altijd identificerend met de wereldwijde revolutie”, heeft besloten om te vertrekken en te gaan vechten als guerrillero in verschillende delen van de wereld. In de brief dient Guevara zijn ontslag in voor alle posities die hij in de regering, de partij en het leger bekleedt, en doet hij afstand van de Cubaanse nationaliteit, die hem in 1959 als beloning voor zijn deelname aan de revolutie was verleend.

Tijdens een interview met vier buitenlandse correspondenten op 1 november merkt Castro op dat hij weet waar Guevara zich bevindt, maar dat hij deze locatie niet zal onthullen. Hij voegt eraan toe dat Guevara in uitstekende gezondheid verkeert en ontkent hiermee berichten dat hij zou zijn omgekomen.

Congo

In april 1965 vertrekt Guevara op aandringen van Castro naar Congo om daar leiding te geven aan de heimelijke Cubaanse operaties in Afrika. Cuba steunde de pro Lumumba Marxistische Simba-beweging in de Democratische Republiek Congo (het voormalige Belgisch-Congo).

Guevara ondersteunt in Congo het guerrillaleger van Laurent-Désiré Kabila. Dit rebellenleger wordt echter nooit een macht van enige betekenis.

Wanneer legergeneraal Mobutu Sese Seko aankondigt het buitenlandse huurlingenleger te ontmantelen, brokkelt de steun voor de revolutie in de omringende Afrikaanse landen af. Met name de houding van Tanzania maakt een succesvolle revolutie onmogelijk.

In november van dat jaar trekt Guevara zich terug met slechts een handvol overlevenden van de Cubaanse troepen.

Guevara verblijft drie maanden in de Cubaanse ambassade in Dar es Salaam, Tanzania. Castro verzoekt Guevara om terug te keren naar Cuba, maar omdat Castro net de afscheidsbrief van Guevara geopenbaard heeft, is dit voor Guevara niet langer een optie. Gedurende zijn verblijf in Dar es Salaam werkt Guevara aan zijn Congolese memoires. In deze memoires, Pasajes de la Guerra Revolucionaria (Congo), beschrijft Che zijn eigen tekortkomingen als revolutionair leider en concludeert dat werken onder de leiding van een getalenteerde revolutionair niet betekent dat je zelf een getalenteerd revolutionair leider bent.

Bolivia

Na een aantal maanden in de Tsjechoslowaakse hoofdstad Praag te hebben verbleven, besluit Guevara om zijn strijd voort te zetten in Bolivia. Daar is de militair Barrientos dictator (1964-1969) . Onder zijn regime werden leden van progressieve partijen en vakbondsactivisten op veelal brute wijze vervolgd. Opstanden in de mijnsteden werden in bloed gesmoord. Bijvoorbeeld het Bloedbad van San Juan op 24 juni 1967, waarbij minstens 20 mijnwerkers om het leven kwamen. Guevara keert in het geheim terug naar Cuba om daar de laatste voorbereidingen te treffen. Met een select gezelschap van Cubaanse guerrillastrijders (waaronder Juan Vitalio Acuña Núñez en Tamara “Tania” Bunke), vertrekt Guevara via Moskou, Praag en Wenen naar Bolivia waar hij op 3 november aankomt. Een stuk door de Boliviaanse communistische partij verworven jungle in de buurt van Nancahazu wordt ingericht als basis- en trainingskamp.

De ongeveer 50 guerrillero's boeken in maart 1967 enige successen in schermutselingen met het Boliviaanse leger in de bergachtige omgeving van Cameri. Ze proberen hun ervaringen uit het begin van de Cubaanse Revolutie over te brengen op de Bolivianen.

Guevara's verwachting dat er een revolutie zou komen berust op een aantal misvattingen van zijn kant. De verwachte steun van de Boliviaanse boerenbevolking blijft grotendeels achterwege, de Boliviaanse Communistische Partij weigert Guevara's troepen te ondersteunen en de militaire tegenstand is groter dan gedacht.

De Verenigde Staten besluiten om het Boliviaanse leger te ondersteunen in de strijd tegen Guevara's troepen in de vorm van instructeurs van de Special Forces en inlichtingenpersoneel van de CIA. Daarnaast helpt de CIA Cubaanse vluchtelingen met het opzetten van ondervragingslocaties voor die Bolivianen die ervan verdacht worden Guevara en zijn rebellen te ondersteunen. Sommige van deze Bolivianen worden door middel van marteling gedwongen tot het geven van informatie.

In het midden van 1967 worden de guerrillero's verder teruggedrongen. Tegen het einde van augustus wordt de rebellen een vernietigende slag toegebracht: de leiders van de tweede guerrillagroep, Juan Vitalio Acuña Núñez en Tamara Bunke, lopen in een hinderlaag van het Boliviaanse leger bij Vado de Puerto Mauricio en komen daarbij om het leven. Guevara blijft over met een groep van 14 man.

Na door een deserteur te zijn verraden wordt Guevara op 8 oktober in de buurt van La Higuera tijdens een patrouille overvallen door het Boliviaanse leger. Na een korte strijd raakt Guevara gewond aan zijn been en wordt overmeesterd. De Boliviaanse president René Barrientos geeft, na op de hoogte te zijn gebracht van Guevara's arrestatie, het bevel om Guevara onmiddellijk te executeren. De executie wordt uitgevoerd door de Boliviaanse onderofficier Mario Terán.

In 1997 worden de resten van Guevara's lichaam opgegraven en naar Cuba getransporteerd waar Guevara op 13 juli 1997 met een staatsbegrafenis wordt bijgezet in het mausoleum in Santa Clara. Volgens regisseur Steven Soderbergh was Che zijn tijd 40 jaar vooruit in zijn denken over Bolivia. Immers, begin 2006 werd Evo Morales, een Boliviaans boerenleider, de eerste inheemse president van Bolivia.

Persoonlijkheidscultus

Rond de persoon van Che Guevara is een persoonlijkheidscultus ontstaan die zijn grondslagen heeft op drie factoren, die logisch uit elkaar voortvloeiden. Ten eerste de foto van Alberto Korda, misschien wel de bekendste portretfoto. Deze foto, genomen op een begrafenis in Cuba in 1960, is pas in 1967, het jaar van Guevara's executie, uitgebracht. De verspreiding van deze foto heeft door de jaren heen voor een enorme bekendheid gezorgd. Er is ook een kleurendruk van de hand van de Ierse graficus Jim Fitzpatrick. Met zijn lange haren en baard alsmede zijn aansprekende profiel was Guevara een voor die tijd knappe en fotogenieke man. Zijn beeltenis sierde de muren van menig puber- en studentenkamer, soms zonder dat zijn achtergrond, zijn politieke visies en zijn daden bij de bewoner van de kamer bekend waren.

De tweede reden voor de persoonlijkheidscultus is zijn voortijdige dood, als gevolg van een executie. Hierdoor werd Guevara een icoon van de communistische revolutie en een symbool voor de strijder tegen onrecht, waarbij velen zijn daden als militair en voltrekker van executies afdeden als noodzakelijk. Zowel de communisten als de armen van Zuid-Amerika zagen in hem een soort Messias.

Tot slot speelde de hippiebeweging een belangrijke rol. De groeiende weerstand tegen de Vietnamoorlog en de roep om sociale veranderingen maakten de mensen gevoelig voor charisma en bovendien op zoek naar propagandamateriaal, of op z'n minst een icoon. Een vijand van de VS, geliquideerd door een door de CIA georganiseerde legereenheid was met het toenemende antiamerikanisme een geliefd symbool.

In de beeldvorming is Che Guevara's politieke betekenis ondergeschikt geraakt aan zijn sociale: men ziet hem als een cultfiguur. Zijn beeltenis is te vinden op allerlei voorwerpen, zoals ansichtkaarten, baseballpetjes, mokken, sokken, tassen, T-shirts en vlaggen.

Bibliografie

  • Souvenirs de la guerre révolutionnaire, Maspéro, Paris, 1967
  • La guerre de guérilla, Maspéro, Paris, 1967
  • Le socialisme et l'homme, Maspero, Paris, 1967
  • Robert Sheer (red.) The Diary of Che Guevara - Bolivia: November 7, 1966 - October 7, 1967, Bantam Books, New York, 1968
  • George Lavan (red.) Che Guevara Speaks - Selected Speeches and Writings, Grove Press, New York, 1968
  • Op de motor door Latijns-Amerika, Van Gennep, 1994, ISBN 90-5515-523-3
  • De Afrikaanse droom, Van Gennep / Van Halewyck, 1999, ISBN 90-5515-298-6

Literatuur

  • Régis Debray Révolution dans la révolution, Maspero, Paris, 1967
  • Ricardo Rojo My Friend Ché, Grove Press, New York, 1968
  • Luis J. González en Gustavo A. Sánchez Salazar De grote rebel Che Guevara in Bolivia, De Bezige Bij, Amsterdam, 1969
  • Michael Lowy La pensée de Che Guevara, Maspero, Paris, 1970
  • Hans Achterhuis Ernsto Guevara: een nieuwe mens in een communistische maatschappij, in Filosofen van de derde wereld: Frantz Fanon, Che Guevara, Paulo Freire, Ivan Illich, Mao Tse-Toeng, uitg. Ambo, Bilthoven (1975, diverse heruitg.); pp.48-62.
  • Jon Lee Anderson Che Guevara, A Revolutionary Life, ISBN 0-8021-3558-7
  • Jean Cormier Che Guevara, ISBN 90-445-0681-1
  • Carlos Tablada Het economisch denken van Che Guevara, Ned. vert. Uitg. EPO, 1995, (oorspr. Cubaanse uitgave: 1987), ISBN 90-6445-816-2

Films

  • Che! (1969), regie Richard Fleischer, titelrol Omar Sharif
  • Fidel (2002), met Patricia Velásquez
  • Diarios de motocicleta (2004), regie Walter Salles
  • Dí Buen Día A Papá (2004), regie Fernando Vargas Villazón
  • De handen van Che Guevara (Las manos de Che Guevara, 2006), regie Peter de Kock
  • "El Comandante" Ernesto Guevara → Het leven van een legende... (2001), documentaire
  • Che - The Argentine (2008), regie Steven Soderbergh, titelrol Benicio del Toro
  • Che - Guerrilla (2008), regie Steven Soderbergh, titelrol Benicio del Toro
Giuseppe Zanotti Luxury Sneakers

Externe links

  • Che Guevara. De mens achter de mythe
  • Ernesto Che Guevara-archief
  • Engelstalige documentaire over het leven van Che Guevara
  • Genealogische informatie op nl.rodovid.org
  • gedocumenteerde slachtoffers, 1957 tot 1959[dode link]

Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Che Guevara by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)


Mohammed Abdelkrim El Khattabi


Mohammed Abdelkrim El Khattabi


Mohammed Abdelkrim El Khattabi of Chattabi (Arabisch: محمد بن عبد الكريم الخطابي), beter bekend als Abd el-Krim (Arabisch: عبد الكريم) (Axdir, 1882 of 1883 - Caïro, 6 februari 1963), was een Marokkaanse politieke en militaire leider en de president van de Republiek van de Rif.Hij en zijn broer M'Hammad leidden een grootschalige opstand van een coalitie van Riffijnse stammen tegen de Spaanse en Franse protectoraten van de Rif en de rest van Marokko. Zijn guerrillatactiek, waaronder het allereerste gebruik van tunneling als techniek van moderne oorlogsvoering, had een directe invloed op Ho Chi Minh, Mao Zedong en Che Guevara.Hij werd ook een van de belangrijkste figuren van het Arabisch nationalisme, dat hij actief steunde.

Jeugd

Muhammad ibn Abd al-Karim werd geboren in 1882 in de nederzetting Ajdir, Marokko. Hij was de zoon van Abd al-Karim al-Khattabi, een qadi (islamitische rechter en belangrijkste lokale leider) van de Ait Youssef ou Ali-clan van de Rifiaanse Ait Ouriaghel-stam. Hij werd in de jaren tachtig van de negentiende eeuw door Hassan I tot Qadi benoemd.

In de memoires van Abd el-Krim, geschreven door Jacques Roger-Mathieu, traceert Abd el-Krim zijn afkomst tot een zekere patriarch genaamd Zar'a, afkomstig uit Yanbu in de Hejaz, behorend tot een Arabische stam die bekend staat als Ouled Sidi Mohammed ben Abd el-Krim. Krim, waaraan Abd el-Krim zijn naam ontleende. Er wordt aangenomen dat Zar'a naar de Rif is geëmigreerd en zich in de 10e eeuw onder de Beni Ouriaghel heeft gevestigd.

De meerderheid van de Marokkaanse en Arabische auteurs beschouwt de familie van Abd el-Krim als Arabisch. Desondanks beweren Europese auteurs zoals historicus Germain Ayache en antropoloog Robert Montagne dat de familie van Abd el-Krim volledig van Berberse afkomst is. De afkomst van Abd el-Krim is onduidelijk, aangezien de Riffijnse families niet over de juiste documentatie beschikten over hun geneaologie.

In sommige gevallen werd Abd el-Krim de voorouders toegeschreven aan Umar ibn al-Khattab en Idris II, stichter van de stad Fez. Desondanks beweerden de Franse koloniale autoriteiten dat Abd el-Krim "een Idrissidische opkomst had gesmeed" om legitimiteit te verwerven dankzij de Marokkaanse religieuze traditie. Volgens Mohammed Azarqan, de minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek van de Rif, komt zijn achternaam van de Aït Khattab-clan van de Ait Ouriaghel en heeft hij geen relatie met Umar ibn al-Khattab. Historicus María Rosa de Madariaga ontkent ook de vermeende Sharifiaanse afkomst van Abd el-Krim.

Abd el-Krim ontving het gebruikelijke vormende onderwijs op een plaatselijke school in Ajdir en bezocht vervolgens een instituut in Tetouan. Op 20-jarige leeftijd studeerde hij twee jaar in Fez aan de madrasa's Al Attarine en Saffarin en schreef zich vervolgens in als student aan de Universiteit van al-Qarawiyyin, 's werelds oudste instelling voor hoger onderwijs. Zowel Mohammed als zijn broer M'Hammad kregen een Spaanse opleiding, de laatste studeerde mijnbouwkunde in Málaga en Madrid. Beiden spraken vloeiend Spaans en Riffijns.

De politieke situatie voor de opstand van Abdelkrim

Mohammed Abdelkrim El Khattabi is geboren in een tijd dat het Marokkaanse bestuur erg corrupt was. De heersers streefden persoonlijke rijkdom na. Maar opstanden in een aantal streken verzwakten het bewind en Marokko raakte politiek verdeeld in twee delen: het Blaad El Makhzan, wat het land van de overheid betekent, en Blaad Es Siba, wat het land van de niet-organisatie betekent. In die zone had de Marokkaanse sultan de grootste moeite met rebellen.

Marokko werd in 1912 een protectoraat, verdeeld tussen twee koloniale machten: Frankrijk kreeg het grootste deel en de Rif viel toe aan Spaans-Marokko. Alleen in naam bleef sultan Joesoef de vorst van een soeverein land. In de Rif bereidde men zich voor de Spanjaarden te weerstaan. De Spanjaarden voorzagen dat ze de Riffijnen niet gemakkelijk zouden kunnen onderwerpen. Mede daarom boden ze de vader van Abdelkrim El Khattabi, als Riffijns stamleider, politieke functies aan om hem gunstig te stemmen en een samenwerking aan te gaan. Maar de vader van Abdelkrim El Khattabi weigerde.

Abdelkrim in Melilla

Na zijn studies was Abdelkrim in Melilla neergestreken (1906). Hij was vertaler (tot 1913) en leraar. Hij onderwees Arabisch en Riffijns aan Spaanstaligen en was in dienst van de Officina Central de Asuntos Indígenas (OCTAI). Hij ging ook schrijven voor het Spaanse tijdschrift El Telegrama del Rif (1908-1915), waarin hij zich uitsprak voor samenwerking met de Europeanen in het belang van ontwikkeling.

In 1915 werd hij aangesteld tot kadi, maar dit was een kort leven beschoren. Hij werd ontslagen als ambtenaar en rechter met als officiële reden dat hij te Duitsgezind zou zijn. Ook had hij zich ertegen gekant dat de Spanjaarden de nog niet bezette delen van hun protectoraat zouden innemen. Van september 1915 tot augustus 1916 zat hij hiervoor in hechtenis.

Begin van de opstand

Aanvankelijk was de strategie van de Spanjaarden tegen de Riffijnen gebaseerd op een langdurige geleidelijke verovering. Verscheidene Riffijnen onder wie Mohamed Amezian voerden een bloedige oorlog tegen de Spanjaarden. Maar de Spanjaarden konden de westelijke en oostelijke Rif onder controle krijgen en veel Riffijnse stammen gaven het op wegens de Spaanse overmacht aan manschappen. De centrale Rif bleef buiten het gezag van Spanje, terwijl de rest, zo'n negentig procent, al bezet was. Dit was het gebied van Abdelkrims vader, die zelfs een aanval plande op de Spanjaarden, maar hij werd eind 1920 vergiftigd. De negenendertigjarige Mohammed Abdelkrim volgde zijn vader op als stamleider.

Opstand van Abdelkrim

Mohammed Abdelkrim liet de Spanjaarden en de sultan weten dat hij een staat aan het stichten was en dat ze de onafhankelijkheid van zijn republiek moesten erkennen om oorlog te vermijden. Maar de Spanjaarden weigerden een onafhankelijke staat te erkennen; autonomie onder Spaans gezag kon wel maar dat accepteerde Abdelkrim niet. De Spaanse generaal Manuel Fernández Silvestre y Pantiga beweerde dat Spanje zonder moeite overal in de Rif kon ingrijpen. Hij nodigde koning Alfonso XIII alvast uit om muntthee te komen drinken in het huis van Abdelkrim.

Op 17 juli 1921 viel Abdelkrim met drieduizend Riffijnen een Spaans garnizoen aan in Ait Waryaghar. Silvestre kwam met versterkingen, maar zijn 5.000 manschappen waren slecht bevoorraad, vooral in water. Na vijf dagen gaf hij bevel tot aftocht/uitbraak, wat uitliep in een verpletterende nederlaag. Abdelkrim kreeg hun wapens in handen en zag zijn leger aangroeien, onder meer met overlopende Marokkaanse regulares. Hij viel de gedemoraliseerde en ongecoördineerde Spanjaarden overal aan. Steunpunt na steunpunt werd ingenomen. De Spanjaarden trokken zich terug in het fort van Al Aâroui, dat op 9 augustus na onderhandelingen capituleerde. Veel verdedigers werden alsnog gedood. In totaal sneuvelden tijdens de campagne ongeveer 13.000 Spaanse militairen, naast duizenden burgerslachtoffers. Alphonso XIII zou hebben gezegd dat zijn troon om zeep was geholpen. Een Britse politicus zei dat in Anwal het Europese kolonialisme werd gebroken.

Abdelkrim stichtte op 19 september 1921 in Ajdir een Riffijnse staat, de Confederale Republiek van de Stammen van de Rif, waarin hij de stammen verenigde. Hij werd voorzitter van de Nationale Raad en voerde de titel Amīr Al-jihād (emir van de jihad). Na zijn overwinning in Adhar Oe Baran tegen de Spanjaarden vatten de passieve Riffijnse stammen de hoop de Spanjaarden te kunnen verslaan en begon de legende van de onverslaanbare Spaanse soldaten te verdwijnen. De Riffijnen sloten zich vervolgens steeds vaker aan bij de beroemde leider die als bijnaam De Veroveraar kreeg: El Khattabi. De Spanjaarden trokken zich naar de kust terug terwijl Abdelkrim wereldberoemd werd. Na die slag zei de Spaanse generaal de Shumpra: De Riffijnse kwestie kost ons te veel. Daarom trekken we ons terug naar de kust bij Ceuta en de Rif zullen we niet ingaan.

Na deze overwinning werden er stakingen in Spanje georganiseerd. De regering viel uiteen en Primo de Riviera pleegde in Barcelona een staatsgreep (1923). Hij was geneigd naar vredesbesprekingen met Abdelkrim te streven. Maar legerofficieren, waaronder Francisco Franco, werkten dit tegen.

Giuseppe Zanotti Luxury Sneakers

Gebruik van chemische wapens

Vanaf 1923 zette Spanje chemische wapens in met de clandestiene hulp van Duitsland. De productie gebeurde in de Fábrica Nacional de Productos Químicos, speciaal voor de oorlog opgericht door hoofdingenieur Hugo Stoltzenberg. Dichtbevolkte gebieden werden vanuit vliegtuigen gebombardeerd met mosterdgas en ander gif.

Samenwerking van de koloniale machten om Abdelkrim te verslaan

Ondanks deze gruwelijke bombardementen bleven de Spanjaarden, vanaf 8 juni 1923 gecommandeerd door Franco, het moeilijk hebben. Eind 1924 waren ze opnieuw geneigd vredesgesprekken aan te knopen, maar dit nieuws leidde tot nog meer opstand. Mohammed Abdelkrim El Khattabi viel daarop bij verrassing de Franse zone aan. Vanuit de bergen vielen de Riffijnen 40 van de 66 Franse posten in het noorden van de rivier de Ouareghla aan. Frankrijk bagatelliseerde zijn nederlagen, zeggende dat de meeste doden Noord-Afrikanen waren, terwijl er niet veel Fransen sneuvelden.

Tot dan hadden de Fransen zich uiterlijk neutraal opgesteld tegenover Mohammed Abdelkrim El Khattabi. Maar heimelijk probeerden ze de Riffijnen tegen hem op te zetten door te beweren dat de islam het verbiedt om in zijn leger te strijden. Nu vreesden de Fransen dat de opstand in de Rif naar de rest van Marokko en Algerije zou overslaan. Hij bedreigde alle Europese koloniale machten in de Arabische wereld, zodat zelfs Groot-Brittannië zich zorgen maakte over het Midden-Oosten. Hoewel Abdelkrim verzekerde dat hij in vrede met Europa wilde leven, zocht hij vergeefs erkenning voor zijn republiek bij de Volkenbond.

De koloniale machten boeken successen

Gedurende de oorlog kreeg Abdelkrim El Khattabi geen enkele vorm van steun in het bestrijden van de koloniale machten. Een gezamenlijk Spaans-Franse offensief bracht in 1925 ongeveer 200.000 Franse troepen op de been onder Pétain terwijl Primo de Riviera persoonlijk het bevel nam over bijna 300.000 Spanjaarden. Dit resulteerde in een totale troepensterkte van 465.000 soldaten voor de koloniale machten. Dit aantal soldaten werd de Riffijnen te veel, waardoor Abdelkrim El Khattabi niet meer in staat was om de Fransen en Spanjaarden te bestrijden.

Mohammed Abdelkrim El Khattabi besefte dat zijn leger, dat uit ongeveer twintigduizend soldaten bestond, bijna vernietigd was. Met primitieve wapens begon men niets tegen de moderne wapens van het koloniale leger met honderdduizenden soldaten.

Abdelkrim geeft zich over en wordt verbannen

Abdelkrim veronderstelde dat de Fransen minder wraakzuchtig dan de Spanjaarden zouden zijn en daarom besloot hij op 27 mei 1926 zich aan hen over te geven. De Fransen hebben hem via hun verre kolonie Pondicherry naar het eiland Réunion (in de Indische Oceaan, tussen Madagaskar en Mauritius) gestuurd. Hij leefde er tot 1929 in het Kasteel Morange en vestigde zich dan met zijn gevolg in Trois-Bassins. Na twintig jaar besloten de Fransen hem in 1947 naar Nice over te brengen. Maar Abdelkrim kon tijdens een stop in Suez ontsnappen en vond asiel in Egypte. Daar zou hij met de pan-Arabisten samenwerken en het bureau Maghrib Arab een grote bekendheid geven.

Na de officiële onafhankelijkheid van Marokko

Toen Marokko in 1956 officieel onafhankelijk werd, vroeg de Marokkaanse sultan Mohammed V hem naar Marokko terug te keren. Maar Abdelkrim zag daar het nut niet van in: volgens hem was Marokko nog steeds bezet en ingeschakeld in Franse belangen. In 1958, tijdens een nieuwe opstand in de Rif, was zijn terugkeer een van de achttien eisen van de rebellen. Ze haalden het niet en Abdelkrim bleef in Egypte. Na de invoering van de grondwet van 1962 door Hassan II, maakte hij zijn bezwaren kenbaar. Hij hekelde de koninklijke macht en stelde dat die grondwet niets met democratie te maken had en heimelijk voor de kolonialen was gemaakt.

In 1963 stierf Abdelkrim in Caïro. Gamal Abdel Nasser kende hem een staatsbegrafenis toe en een plaats in het heldenperk van de Al Abbassia begraafplaats.

De fameuze slagzin

"We willen vrij en onafhankelijk leven zodat niemand buiten Allah ons mag regeren!"

Invloed

De historicus Fontin beschouwt Abdelkrim als de bron van inspiratie voor andere revoluties in Noord-Afrika.

Dankzij de overwinning en het uitroepen van de onafhankelijkheid werd Abdelkrim een beroemde vrijheidsstrijder, wiens foto's werden gepubliceerd in Afrika en Klein-Azië. Zijn militaire tactieken werden naderhand op andere plekken gebruikt in de onafhankelijkheidsoorlogen. Onder meer van Mao Zedong, Ho Chi Minh en Che Guevara is gezegd dat ze van zijn guerillataktieken leerden.

Zie ook

  • Rifoorlog (1920)
  • Rif-Republiek
  • Slag om Annual

Memoires

  • Abdelkrim en J. Roger-Mathieu, Mémoires d'Abd el Krim, Librairie des Champs Élysées, Parijs, 1927

Literatuur

  • Pierre Dumas, Abd-el-krim, 1927
  • Friedrich Jarschel, Abd el Krim. So kämpfte der Löwe des Atlas, 1961
  • David S. Woolman, Rebels in the Rif. Abd el Krim and the Rif Rebellion, 1968
  • Rudibert Kunz, Giftgas gegen Abd el Krim. Deutschland, Spanien und der Gaskrieg in Spanisch-Marokko, 1922–1927, 1990
  • Zakya Daoud, Abdelkrim. Une épopée d'or et de sang, 1999
  • Mimoun Charqi, L'Émir guérillero, 2003
  • Wantje Fritschy, "Abdelkrim en de strijd om een onafhankelijk Noord-Marokko", in: Geschiedenis Magazine, nr. 6-7, 2006
  • Karim Ettourki, De Rifoorlog en 'Abdelkrim in het licht van de historische ontwikkelingen met vertaling van het werk 'Abd Al-karīm Al-ḫaṭṭābī, Ārā'wa mawāqif van Muḥammad Amezyān, licentiaatsscriptie, Universiteit Gent, 2008
  • Fouzia El-Asrouti, Der Rif-Krieg, 1921–1926. Eine kritische Untersuchung der Transformationsprozesse unter Muhammad Ibn Abd al-Karim al Hattabi, 2007
  • María Rosa de Madariaga, Abd-el-Krim el Jatabi. La lucha por la Independencia, 2009

Externe link

  • Website over de opstand (internetarchief)

Documentaire

  • Abdelkrim et la guerre du Rif (Daniel Cling, 2011)

Voetnoten


Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Mohammed Abdelkrim El Khattabi by Wikipedia (Historical)


Mario Terán


Mario Terán


Mario Terán (Cochabamba, 9 april 1941 – Santa Cruz de la Sierra, 10 maart 2022) was een Boliviaanse onderofficier die op 9 oktober 1967 de executie van Che Guevara heeft uitgevoerd. Het bevel tot executie kwam van de toenmalige Boliviaanse president Barrientos.

Verhaal

Het verhaal gaat dat Terán in eerste instantie met trillende benen de trekker niet over kon halen, omdat hij naar eigen zeggen gefascineerd was door de fonkelende ogen van de "grote Che". Toch kon hij na grote druk die werd uitgeoefend door de aanwezige Boliviaanse officieren en de CIA uiteindelijk zijn opdracht uitvoeren.

Terán zei naderhand: "Het was het verschrikkelijkste moment in mijn leven. Op dat moment zag ik Che groot, heel groot, reusachtig. Zijn ogen lichtten fel op. "Blijf rustig", zei ik tegen mezelf, "en richt goed. Je gaat iemand doden." Ik ging dus een stap achteruit, sloot de ogen en schoot".


Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Mario Terán by Wikipedia (Historical)


Communisme


Communisme


Het communisme is een sociale, politieke en economische ideologie gericht op de verwezenlijking van een klasseloze en socialistische samenleving. Ze is gebaseerd op gemeenschappelijke eigendom van de productiemiddelen met openbare instellingen waarbij iedereen produceert naar vermogen en neemt naar behoefte. De 19e eeuwse Duitse filosoof en econoom Karl Marx en sociaal wetenschapper en filosoof Friedrich Engels waren de belangrijkste pleitbezorgers van wat ze presenteerden als het 'wetenschappelijk' communisme. Dit vonden ze niet alleen wenselijk voor het welzijn van de mensheid, maar volgens een door hen geopperde wetmatigheid 'historisch onvermijdelijk' zoals verwoord in het geschrift Kritiek op het program van Gotha.

Het woord 'communisme' stamt af van het Latijnse 'communis', dat gemeenschappelijk en universeel betekent.

Voorgeschiedenis

Min of meer communistische ideeën waren er al eeuwenlang in de menselijke geschiedenis. Vele filosofen en ook kritische christelijke theologen hadden in de loop der jaren hun gedachten laten gaan over de wenselijkheid van een maatschappelijk bestel, waarin geen armoede meer zou bestaan, onder meer Thomas More. Dit bleef eeuwenlang doorgaans bij denkbeeldige fantasieën of utopieën, zonder dat er serieuze reële opvattingen opdagen waarbij maatschappijkritische daadwerkelijk meer daadwerkelijk trachtten te komen tot een bewuste en daadwerkelijke maatschappijverandering waarin een einde zou ontstaan aan armoede, economische ongelijkheid en uitbuiting.

Reeds in de 18e eeuw, nog voor de Franse Revolutie, besprak onder meer de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau de mogelijke oorzaken van de ongelijkheid in de maatschappij. Aan het einde van de 18de eeuw werd de Franse revolutie een mijlpaal in de geschiedenis, waarna in navolging van Rousseau (die 9 jaar eerder was overleden) meerdere kritische denkers openlijk waagden te stellen dat sociale ongelijkheid onmogelijk kon worden bestreden zonder ingrijpende maatschappelijke verbeteringen.

Liberalen daarentegen opperden eveneens voor de Franse revolutie al dat een zogeheten 'onzichtbare hand' welvaart zou brengen. Dit theoretisch economisch concept zou positieve gevolgen met zich meebrengen als individuen in hun eigen belang bleven handelen. Dit concept werd voor het eerst geïntroduceerd door Adam Smith aan het begin van de industriële revolutie in zijn Theorie van de Morele Gevoelens in 1759.

Utopistische socialisten zoals Karl Marx verwierpen het concept van die onzichtbare hand. In theorie zou het zogenaamd automatisch welvaart voor iedereen opleveren, wanneer iedereen zijn of haar eigenbelang zou nastreven. Tijdens de industriële revolutie zouden zich critici gaan roeren omdat de theoretisch hoopvolle onzichtbare hand juist bleek te leiden tot meer ongelijkheid en grootschalige maatschappelijke ellende. Deze critici pleitten daarom voor ingrijpende structurele veranderingen met vooral om de overgang van privé-ondernemingen en de privé-eigendom van productiemiddelen van particulieren naar een vormen van gezamenlijke bezit van een werkend collectief. Marx pleitte zelfs voor een "maatschappelijke gemeenschap" in staatsverband als een wetenschappelijke oplossing en een geheel nieuw staatsbestel.

Karl Marx zou later onder meer ook bekend worden door deze frappante en gevleugeld geworden uitspraak. die hij zou hebben gedaan: "De filosofen hebben de wereld tot nu toe alleen op verschillende manieren geïnterpreteerd. Het punt is echter om ze te veranderen." Hij schreef deze woorden bij aantekeningen voor een pas later gepubliceerd werk met co-auteur Friedrich Engels. Het markeerde dat hij hiermee geen pure filosoof meer was of wilde zijn, doch daarentegen de plicht voelde een activist of demagoog (in de neutrale betekenis van volksopvoeder) of grondlegger van een ideologie die een alternatief moest aanbieden voor de bestaande maatschappij. Deze woorden lijken echter ook te zijn opgevat door volgelingen die hieraan een rechtvaardiging meenden te mogen ontlenen tot het doden van personen die de onvermijdelijk geachte 'maatschappelijke vooruitgang' zouden blokkeren. De vroeg-20ste-eeuwse Russische revolutionair Vladimir Lenin formuleerde dit als eufemisme dat men nu eenmaal eieren moest breken om een omelet te bakken. Latere berucht immorele navolgers Jozef Stalin, Mao Zedong in de Volksrepubliek China en Pol Pot in Democratisch Kampuchea keken niet op een mensenleven meer of minder als dit in hun ogen de ideale maatschappij dichterbij zou brengen.

Stromingen

Binnen het communisme ontstonden verschillende stromingen, verdeeld van libertair (anarchocommunisten, autonomisten, radencommunisten) tot autoritair (leninisme, trotskisme, stalinisme en maoïsme). Marxisme is een theorie over communisme gebaseerd op de ideeën van de filosoof en econoom Karl Marx. Leninisme voegt aan het marxisme toe dat er een voorhoedepartij nodig is om de proletarische revolutie te leiden en om alle politieke macht na de revolutie voor de werkende klasse veilig te stellen, voor de ontwikkeling van universeel klassenbewustzijn en participatie van werknemers in een overgangsfase tussen kapitalisme en socialisme.

Met het ontstaan (en verval) van verschillende grote communistische machtsblokken als China en de Sovjet-Unie wordt deze beweging sterk beïnvloed door geschiedenis van de 20e eeuw: de rivaliteit tussen de "socialistische wereld" (staats-kapitalistische landen geregeerd door de communistische partijen) en de "westerse wereld" (landen met een markteconomie en een parlementair systeem), met als hoogtepunt de Koude Oorlog tussen het "Oostblok" en de "kapitalistische wereld".

Gedurende de 20e eeuw waren vooral de autoritaire marxistische en leninistische opvattingen beeldbepalend voor het communisme, door de vestiging van communistische dictaturen en politieke partijen die ook in andere landen een dergelijk model nastreefden. Het marxisme presenteert zich ook als "wetenschappelijk" om zich te profileren ten opzichte van de utopische opvattingen, die Marx bestreed in onder meer zijn werk De armoede van de filosofie (1847).

Theorie

Volgens de marxistische theorie is de enige manier om de kapitalistische ongelijkheid af te schaffen, dat het proletariaat (arbeidersklasse), die in de samenleving de belangrijkste producent van rijkdom vormt en voortdurend door de bourgeoisie (welgestelde klasse) wordt uitgebuit en gemarginaliseerd, het kapitalisme omverwerpt in een brede sociale revolutie. De revolutie, in de theorie van de meeste individuen en groepen, is meestal een gewapende opstand.

Geschiedenis

Vroeg communisme

De oorsprong van het communisme is discutabel, en er zijn verschillende historische groepen, maar ook theoretici, wier overtuigingen beschreven zijn als communistisch. De Duitse filosoof Karl Marx zag oercommunisme als de originele jagers-verzamelaarcultuur van de mensheid waaruit het is ontstaan. Volgens Marx was het alleen mogelijk om het privé-eigendom te ontwikkelen nadat de mensheid in staat was om een overschot te produceren. Het idee van een klasseloze maatschappij ontstond in het oude Griekenland. Lycurgus creëerde in circa 800 v. Chr. een klasseloze maatschappij in Sparta waarin alle vrije mannen gelijk waren, gelijke rijkdom had en waarin bezittingen, echtgenotes en kinderen gedeeld werden. Deze maatschappij hield vijf eeuwen stand. Plato beschrijft het in zijn boek Staat als een toestand waarin mensen al hun bezittingen delen, vrouwen en kinderen.:

Het private en individu is helemaal verbannen uit het leven en de dingen die van nature privé zijn, zoals ogen en oren en handen, zijn gemeengoed geworden."

In de geschiedenis van het westerse denken, kunnen bepaalde elementen van het idee van een samenleving op basis van gemeenschappelijk eigendom van goederen terug gevonden worden in de oudheid. Plato pleitte voor een samenlevingsvorm die raakvlakken vertoont met het latere communisme. Hij onderscheidde in de door hem gewenste maatschappij vier groepen: de bestuurders, de wachters, de werkende vrije burgers en de slaven. De vrije burgers zijn de boeren, arbeiders en handwerklieden. De wachters zijn de soldaten en leven gezamenlijk afgezonderd van de rest van de bevolking. De wachters hebben geen privé-eigendom en alle goederen in de legerplaats zijn gemeenschappelijk eigendom. De arbeiders, boeren en handwerkslieden behielden hun privé-eigendom over de productiemiddelen. Een voorbeeld uit de oudheid is de Spartacus-slavenopstand in Rome.

In de 5e eeuw bestond de Mazdak-beweging in wat nu Iran is. Deze kan als "communistisch" worden gekenmerkt, omdat het tegen de enorme privileges van de edele klassen en de geestelijkheid was, en kritiek had op het privé-eigendom en het streven naar een egalitaire samenleving. Een andere groepering die streefde naar gemeenschappelijk eigendom van goederen waren de wederdopers van Münster rond Jan Matthijs en Jan van Leiden. Ze konden de gemeenschap van goederen niet doorvoeren, doordat hun koninkrijk in Münster in 1534 werd aangevallen en opgeheven door de katholieke bisschop.

De Franse Revolutie

In 1789 barst de bom: de Franse burgerij grijpt de macht, die tot dan toe door de adel en absolute monarchen werd uitgeoefend. Een nieuw régime beroept zich bij zijn machtsuitoefening op de verlichtingsidealen "vrijheid, gelijkheid en broederschap" (Frans: liberté, égalité, fraternité). Na vier jaar ontaardt de revolutie in de Terreur, het dictatoriale bewind van onder andere de jakobijn Robespierre. De jakobijnse schrijver Marat (die op dat moment al vermoord is) sprak over de "despotie van de vrijheid".

Gracchus Babeuf en Filippo Buonarroti wilden met hun kleine groepje samenzweerders de macht grijpen met de steun van het proletariaat. In hun plan zou de regering het erfrecht afschaffen, zodat na tientallen jaren de meeste productiemiddelen en andere goederen staatseigendom werden. Alle geproduceerde goederen zouden worden opgeslagen in magazijnen, waaruit de overheid aan iedere burger goederen uit zou verdelen. Geld zou worden afgeschaft. Het deïsme zou de staatsgodsdienst worden, maar er zou wel godsdienstvrijheid bestaan. Babeuf werd gearresteerd en ter dood veroordeeld. Buonarroti werd jaren later vrijgelaten. Hoewel in zijn revolutionaire plannen de centrale rol niet is weggelegd voor het proletariaat (de arbeidersklasse), die pas tot wasdom zal komen met de industriële revolutie, wordt hij toch gezien als voorloper van het marxisme.

De negentiende eeuw

De Franse Revolutie mondt uiteindelijk uit in de napoleontische oorlogen, gevolgd door de Restauratie. Pas na 1830 kunnen de radicalen weer ademhalen. In dat jaar van de Julirevolutie grijpt de Franse liberale burgerij opnieuw de macht en komt Lodewijk Filips, de Burgerkoning, op de troon. Een jaar later breekt de eerste grote staking uit onder zijdewevers in Lyon.

Louis Auguste Blanqui was bevriend met Buonarroti. Blanqui begon in 1835 de communistische organisatie Genootschap van de Families met ongeveer 1200 leden, waarvan in meerderheid de aanhangers van Babeuf. De politie arresteerde de leiders. Na zijn vrijlating richtte Blanqui een nieuwe organisatie op met de naam Genootschap der Seizoenen. In mei 1839 begon deze organisatie een opstand. De opstand mislukte en de meeste samenzweerders werden gearresteerd. Blanqui wilde na een succesvolle staatsgreep een dictatuur instellen. De dictatuur zou het volk voorbereiden voor het communisme. De communistische stroming van Blanqui staat bekend als het blanquisme.

Étienne Cabet publiceerde in 1840 het boek Voyage en Icarie. Cabet vond dat alle productiemiddelen het eigendom moest worden van de overheid. Iedere burger krijgt consumptiegoederen naar behoefte. De gehele maatschappij staat op hetzelfde uur op, werkt op dezelfde tijdstip, eten hun maaltijden gezamenlijk in eetzalen en gaan op hetzelfde tijdstip naar bed. Het christendom zou de staatsgodsdienst zijn en kritiek op het christendom was verboden. De aanhangers van Cabet waren de eersten die zichzelf “communist” noemden. Blanqui en aanhangers van Babeuf namen later de term “communist” over. Het communisme moest volgens Cabet vreedzaam verwezenlijkt worden.

Wilhelm Weitling werd geïnspireerd door Babeuf, Blanqui en Cabet. In navolging van Cabet schetste Weitling het communisme als een christelijke samenleving met staatseigendom van de productiemiddelen en de verdeling naar behoefte. Weitling was van mening dat het communisme bereikt moest worden door een staatsgreep. Weitling was een tegenstander van democratie en wilde in plaats daarvan een systeem van examens inrichten. De opperste leiding bestond uit drie wetenschappers die worden gekozen wegens hun goede examencijfers.

In 1843 strijkt een jonge Duitse filosoof en journalist in Parijs neer, Karl Marx. Onder invloed van Théodore Dezamy wordt de liberaal Marx binnen een paar maanden overtuigd communist. Met zijn vriend Friedrich Engels bouwt hij een systeem van "wetenschappelijk socialisme" uit, dat later marxisme genoemd zal worden. Marx en Engels stellen dit systeem tegenover het eerdere utopische socialisme. Volgens Marx was de komst van het communisme onvermijdelijk door de economische ontwikkeling van het kapitalisme. Volgens Marx zouden steeds meer middenstanders weg worden geconcurreerd door de kapitalisten. Door centralisatie van het kapitaal worden grote aantallen arbeiders in een klein aantal bedrijven samengebracht, waardoor de arbeidersklasse zich gaat organiseren. Bij een extreme economische crisis zou de arbeidersklasse via de revolutie de staatsmacht veroveren om zo de dictatuur van het proletariaat in te voeren.

De groei van het moderne communisme

Sovjet-Unie en Europa

In de late 19e eeuw kreeg het Russische marxisme een eigen karakter. De eerste belangrijke figuur van het Russische marxisme was Georgi Plechanov. In het werk van Plechanov stond dat hij in de veronderstelling was dat Rusland, dat minder verstedelijkt en geïndustrialiseerd was dan West-Europa, nog vele jaren had te gaan voordat de samenleving klaar zou zijn voor een proletarische revolutie, en dat er een overgangsperiode van een burgerlijk regime nodig zou zijn om het tsarisme te vervangen door een socialistische en later een communistische maatschappij.

In Rusland was het met de Oktoberrevolutie van 1917 de eerste keer dat een partij met een openlijke marxistische oriëntatie, in dit geval de Bolsjewistische Partij, de macht kreeg. Dit genereerde veel praktisch en theoretisch debat binnen de marxistische beweging. Marx voorspelde dat het socialisme en het communisme gebouwd zouden worden op de basis die gelegd werd door de meest ontwikkelde kapitalistische ontwikkeling. Rusland was echter een van de armste landen in Europa. Marx had uitdrukkelijk verklaard dat Rusland het stadium van de burgerij van het kapitalisme zou kunnen overslaan. Andere socialisten waren ook van mening dat de Russische revolutie een voorloper kon zijn van andere revoluties in het Westen.

Azië

Met de dekolonisatie van Zuidoost-Azië na de Tweede Wereldoorlog begon het communisme ook hier op veel plekken opgeld te doen. Dit hangt nauw samen met het feit dat het westerse kapitalisme, een systeem dat de voormalige kolonisatoren hadden gehanteerd, door de nu zelfstandig geworden landen sterk werd verworpen. Onder andere de Russische Revolutie werd gezien als een verandering in positieve zin. In Indonesië waren in 1926 en 1927 al communistische opstanden geweest. Een belangrijke factor die de verspreiding van het communisme in Azië na de oorlog bevorderde was het feit dat de in 1949 nieuw opgerichte Volksrepubliek China onder leiding van communisten stond, met Mao Zedong als eerste leider. Hierdoor kwam heel China onder communistisch bestuur, met uitzondering van Taiwan. Dit eiland en de nieuw ontstane staat Zuid-Korea werden gebieden in de regio Zuidoost-Azië waar de Amerikaanse invloedssfeer sterk bleef, en het communisme bijgevolg geen wortel kon schieten. Ook op de Filipijnen heeft het communisme nooit voet aan de grond gekregen, doordat de Verenigde Staten hier reeds in 1946 een pro-Amerikaanse regering installeerden.

Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie

In 1985 werd Michail Gorbatsjov de leider van de Sovjet-Unie. Hij voerde de glasnost (openheid) en perestrojka (herstructurering) in. De Sovjet-Unie greep niet in toen Polen, de Duitse Democratische Republiek, Tsjecho-Slowakije, Bulgarije, Roemenië en Hongarije het communisme afschaften in 1990. In 1991 viel de Sovjet-Unie uiteen.

Communistische partijen blijven politiek belangrijk in vele landen. De democratisch gekozen president Dimitris Christofias van Cyprus is lid van de Progressieve Partij van de Arbeiders. In Zuid-Afrika is de Communistische Partij een partner in de ANC-geleide regering. In India leidden communisten de regeringen van drie staten, met een totale bevolking van meer dan 115 miljoen. In Brazilië is de Communistische Partij van Brazilië een onderdeel van de parlementaire coalitie onder leiding van de regerende democratische socialistische Arbeiderspartij en werd vertegenwoordigd in het kabinet van Dilma Rousseff, tot zij in 2016 is afgezet. In Cuba wordt het land nog steeds bestuurd onder leiding van de Communistische Partij van Cuba.

Marxistisch-leninistische staten:

  •  China
  •  Cuba
  •  Laos
  •  Noord-Korea
  •  Vietnam

Niet-marxistisch-leninistische staten met communisten in de regering:

  •    Nepal

Eertijds marxistisch-leninistische staten:

  • Afghanistan
  • Albanië
  • Angola
  • Benin
  • Bulgarije
  • Congo
  • Duitse Democratische Republiek
  • Ethiopië
  • Ghana
  • Grenada
  • Guinee
  • Hongarije
  • Joegoslavië
  • Kampuchea
  • Madagaskar
  • Mongolië
  • Mozambique
  • Polen
  • Roemenië
  • Somalië
  • Sovjet-Unie
  • Tanganyika
  • Toeva
  • Tsjecho-Slowakije
  • Zuid-Jemen

Klassenstrijd

Als tegenstrever van de economische kant van het communisme worden de kapitalisten gezien. De strijd tussen de klassen staat centraal: in de tijd van het begin van het industriële tijdperk de fabrieksbezitters aan de ene kant, en de uitgebuite arbeiders in de steden (die vanaf het platteland naar de steden waren getrokken) aan de andere kant. Marx meende hierin een nooit-aflatende klassenstrijd te zien, waarbij uiteindelijk via een revolutie gevolgd door een 'dictatuur van het proletariaat' (in Marx' opvatting is er onder het kapitalisme een dictatuur van de kapitalisten) het communisme opgebouwd kon worden.

Giuseppe Zanotti Luxury Sneakers

Socialisme als 'tussenfase'

De term socialisme bestond al voordat Marx een communist was, maar na de dood van Marx kreeg de term socialisme een aparte betekenis in de marxistische terminologie. Marx maakte onderscheid tussen de eerste fase van de communistische maatschappij en de hoogste fase van de communistische maatschappij. Na de dood van Marx gaven leninisten aan de eerste fase van het communisme de naam socialisme. Tijdens het vroegste stadium van het communisme zouden de productiemiddelen in het bezit van de overheid zijn en loonarbeid zou nog bestaan. De laatste fase van het communisme heeft als hoofdbeginsel: Van ieder naar zijn vermogen, aan ieder naar zijn behoefte. Dit betekent dat iedereen tijdens de laatste fase van het communisme vrijwillig werkt naar diens mogelijkheden, terwijl iedereen mag nemen wat hij of zij wil. De voormalige USSR heette dan ook de "Unie van Socialistische Sovjet Republieken," en ook in Cuba wordt de (voortdurende) revolutie socialistisch genoemd.

In de praktijk

In de theorie van de economische orde passen de meeste socialistisch georiënteerde landen in het brede spectrum van mengvormen van kapitalisme en socialisme, met aan het ene uiteinde de "gemengde economieën" van westerse snit (waar ook Nederland en België toe gerekend kunnen worden) en aan het andere uiteinde de communistische landen, zoals China, waar meer of minder "marktwerking" wordt toegelaten.

Als politieke stroming was het communisme (of marxisme) aanvankelijk onderdeel van wat toen nog de sociaaldemocratie heette. Naar aanleiding van het besluit van een meerderheid van de sociaaldemocratie om de oorlogsinspanningen voor de Eerste Wereldoorlog te steunen splitste een grote marxistische groep zich af, onder leiding van Lenin.

Hij noemde de leden van deze stroming (verenigd in de Derde Internationale) 'communisten', om afstand te nemen van de overgebleven sociaaldemocratie. Het communisme staat sindsdien voor een meer principiële stroming binnen het socialisme, dat nog het sterkst uitgaat van de ideeën zoals die oorspronkelijk door Marx waren opgesteld.

Aan de andere kant is er de sociaaldemocratie, waar na het vertrek van de marxisten/communisten het idee heeft postgevat dat het kapitalisme hervormd dient te worden, in plaats van omvergeworpen. Tegenwoordig is de sociaaldemocratie dermate ingepast binnen het kapitalisme dat zelfs hervormingen niet meer het doel zijn.

De term 'socialisten' voor de sociaaldemocratie is dan binnen het communisme ook niet meer op zijn plaats, en wordt nu gebruikt door niet-stalinistische marxisten, zoals trotskisten. Communisten die de dictatuur van het proletariaat niet verwerpen, bestempelden de sociaaldemocratie ook wel als 'revisionisme'.

Hedendaagse nostalgie naar het communisme

In veel voormalige communistische landen heerst onder de lokale bevolking een sterke heimwee naar het communisme. Het terugverlangen naar de voormalige DDR wordt ostalgie genoemd en het terugverlangen naar het voormalige Joegoslavië wordt joegonostalgie genoemd.

66 procent van de bevolking in Armenië betreurde de val van Sovjet-Unie en maar 12% vond het een goede zaak, 72 procent van de Hongaren vond het leven beter onder het communisme, 63 procent van de Roemenen vond het leven beter onder het communisme, 81 procent van de Serviërs vond het leven het best in het voormalige socialistische Joegoslavië. 66 procent van de bevolking in Slowakije vond het leven beter onder het communisme.

Communisme in Nederland

Het communisme kreeg in Nederland al vroeg steun, in 1918 werd de Communistische Partij Holland (CPH), de voorganger van de Communistische Partij van Nederland (CPN), opgericht. Waar eerst de Nederlandse invloed in het buitenland aanzienlijk was door bijvoorbeeld de werken van Anton Pannenkoek en Herman Gorter, kwam de partij steeds meer onder invloed van Moskou. Dat leidde tot conflicten en royementen. Het gevolg was dat er allerlei splinterpartijen ontstonden, waarvan sommige zich kritisch opstelden tegenover de Sovjet Unie. Onmiddellijk na de Duitse inval ging de CPN als enige politieke partij in de illegaliteit. Daardoor vormden zij een belangrijk deel van het verzet, mede door het opvangen van vluchtelingen en het verspreiden van illegale kranten zoals De Waarheid en Het Noorderlicht. Onder andere de Februaristaking tegen de vervolging van Joodse Nederlanders werd door hen georganiseerd. Mede daardoor groeide de sympathie voor het communisme in Nederland tijdens de oorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn honderden Nederlandse communisten gearresteerd en naar gevangenissen en concentratiekampen in Duitsland afgevoerd, waar velen regelrecht werden omgebracht of anderszins om het leven kwamen. Communisme werd naast jodendom door het nazisme als een van de grootste vijanden van het Derde Rijk beschouwd en is vanaf de jaren dertig intensief bestreden. Door de actieve rol in het verzet stemde zo'n 10 procent van de Nederlanders na de oorlog op de communisten.

Door hun antikoloniale houding botsten de communisten al direct met de overheid toen deze troepen naar Nederlands-Indië zond. De communisten werden uitgemaakt voor landverraders. De naoorlogse Nederlandse overheid beschouwde communisten als staatsgevaarlijk; hoewel in Nederland niet, zoals in de Duitse Bondsrepubliek, een officieel beroepsverbod voor communisten gold na de oorlog, werd in feite gedurende de hele Koude Oorlog-periode communisten het werken zeer lastig gemaakt. Ambtenaren mochten geen lid van de CPN zijn, wat natuurlijk v.v. inhield dat partijleden geen ambtenaar konden worden of blijven. Dat betekende voor bijvoorbeeld een onderwijzer geen les meer te kunnen geven. Zo zagen, uit angst om verlies van werk, mensen vaak af van lidmaatschap. En zo was de CPN ook de enige partij in Nederland die geen radiozendtijd voor politieke partijen van overheidswege kreeg. De CPN ging in 1989 op in GroenLinks. Een andere communistische partij tijdens de koude oorlog was de Socialistische Partij die was opgericht als maoïstische partij en zich anders dan de CPN niet zo zeer richtte op de Sovjet-Unie maar meer op communistisch China en steun vanuit China ontving.

Daarnaast had Nederland nog een groot aantal aan kleinere organisaties en partijen waaronder het Marx-Lenin-Luxemburg Front, Revolutionair-Socialistische Arbeiderspartij, Groep van Internationale Communisten en de Kommunistische Arbeiders-Partij Nederland.

Hedendaagse communistische organisaties zijn onder meer: de uit de CPN-traditie voortgekomen Nieuwe Communistische Partij van Nederland (NCPN) en daaraan verbonden Communistische Jongerenbeweging (CJB), de maoïstische Rode Morgen, en de trotskistische Internationale Socialisten. De in 2021 in de Tweede Kamer verkozen partij BIJ1 kent daarnaast communistische invloeden.

Kritiek op het communisme

In het westen wordt het communisme in deze landen meestal als mislukt beschouwd, vooral wegens de ernstige schendingen van de mensenrechten, maar ook vanwege een vaak sterk bureaucratisch gecontroleerd economisch systeem. In socialistische landen wordt de economie en de sociale maatschappij verregaand van bovenaf gecontroleerd en gereglementeerd. Tevens kent men in dergelijke landen geen goede scheiding en onafhankelijkheid der machten. Aangezien communistische machthebbers het politiek systeem vaak boven het individu stellen, heeft dit al gauw als uitvloeisel een in zo'n systeem legitiem gebruik van geweld, moderne propagandatechnieken en censuur om politieke tegenstand de kop in te drukken en daarmee het bestaan van het systeem te waarborgen, hetgeen al snel het gevolg was in de vroege stadia van ontstaan van socialistisch Rusland, China en Roemenië. In het trotskisme werd dit het verschijnsel van de thermidor genoemd, naar een belangrijk moment in de Franse revolutie waarmee dit vergeleken werd.

Hierbij dient opgemerkt te worden dat tegenstanders dit als inherent aan het communisme zien, omdat elke communistische regering zich hieraan heeft schuldig gemaakt. Bovendien konden deze regeringen rekenen op de steun van de communistische partijen en organisaties in democratische landen, onder meer door verdachtmakingen van slachtoffers van het communisme in hun propaganda. Sommige voorstanders van het communisme zien dit echter als een afwijking van het oorspronkelijke communistische idee. Belangrijke oorzaken daarvan zouden zijn het doorwerkend bestaan van een niet-communistisch verleden en de tegenwerking vanuit het niet-communistische buitenland zolang de revolutie geen wereldrevolutie is. Als belangrijkste voorbeeld van een voorstander van de laatste opvatting wordt vaak Trotski genoemd. Zeker is dat het door Marx geprofeteerde communisme niet bereikt is.

Communistische literatuur

  • Engels, Beginselen van het communisme, 1847
  • Marx & Engels, Communistisch Manifest, 1848
  • Marx, Het Kapitaal, 1867
  • Rosa Luxemburg, Hervorming of revolutie?, Aksant (2006), ISBN 978-90-5260-220-2

Kritiek op het communisme in literatuur

  • Het geloof der kameraden, een van de bekendste boeken van de socialistisch opgevoede professor Russische literatuur Karel van het Reve. In dit boek wordt gesteld dat omwille van de zwakke tot afwezige filosofische, economische en wetenschappelijke basis het socialisme meer van een geloof dan van een theorie weg heeft.
  • 1984, een beroemd boek uit 1948 van de Britse schrijver George Orwell. 1984 is een boek waarin de enkeling ten onder gaat in een volkomen kansloze strijd tegen een totalitair bewind. Het is een waarschuwing tegen totalitaire regimes zoals nazi-Duitsland en Stalins Sovjet-Unie. Beroemd is de uitspraak Big brother is watching you, wat slaat op de nooit geziene, maar almachtige leider van het totalitaire bewind in Oceanië, waar de hoofdpersoon van het boek Winston Smith leefde. Big Brother zou hierbij voor Jozef Stalin kunnen doorgaan en Emmanuel Goldstein voor Leon Trotski.
  • Animal Farm van George Orwell is geschreven na Orwells ervaringen in Spanje toen hij vocht aan de kant van de Republikeinse Internationale Brigades in de Spaanse Burgeroorlog waar hij, mede door het optreden van de Stalinistische veiligheidsdiensten, gedesillusioneerd raakte. Beroemd geworden is de uitspraak All animals are equal, but some animals are more equal than others ("Alle dieren zijn gelijk, maar sommige zijn meer gelijk dan andere").
  • De Goelag Archipel van Aleksandr Solzjenitsyn waarin hij als ooggetuige verslag doet van de onderdrukking in de Sovjet-Unie.
  • Zwartboek van het communisme: misdaden, terreur, onderdrukking, met een schatting van het totale aantal doden dat volgens de auteurs door toedoen van het communisme is gevallen. Stéphane Courtois e.a., vert. uit het Frans door Kiki Coumans, Uitg. Arbeiderspers, Amsterdam (1998). 1083 pagina's, ISBN 90-295-5838-5
  • Onverwerkt verleden, Frits Bolkestein, Uitg. Prometheus, Amsterdam (1998). Kritische visie van de VVD-politicus op het communisme en de ontwikkelingen in Oost-Europa. 279 pag., ISBN 90-5333-606-0
  • Wereldrevolutie De communistische beweging van Marx tot Kim Jong Il, Erik van Ree, Uitg. Mets & Schilt, Amsterdam (2005), werk over het ideaal van de communistische heilstaat. Ex-communist probeert antwoord te geven op de vraag waarom in de twintigste eeuw tientallen miljoenen mensen van over de hele wereld hun lot verbonden aan het communisme en waarom zij er, verenigd in straf georganiseerde partijen, in slaagden een substantieel deel van de wereld in hun greep te krijgen, 512 pagina's, ISBN 978-90-5330-395-5

Zie ook

  • Lijst van communistische partijen

Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Communisme by Wikipedia (Historical)


Che


Che


Che of Ché kan verwijzen naar:

  • Che (plaats), een plaats in het Russische district Jamalië
  • Che Gómez, Mexicaans revolutionair
  • Che Guevara, Argentijns revolutionair en Cubaans guerrillaleider
    • Che - The Argentine, film uit 2008 van Steven Soderbergh
  • Christelijke Hogeschool Ede
  • Center for Human Emergence, internationaal onderzoeksinstituut van menselijk bewustzijn
  • Ché (tijdschrift), Vlaams maandblad
  • Ché (band), Amerikaanse rockband



Text submitted to CC-BY-SA license. Source: Che by Wikipedia (Historical)






Text submitted to CC-BY-SA license. Source: by Wikipedia (Historical)